zondag 6 maart 2016

. . . die is veel te droog . . .

Wetering - De Krieger
Het is heeft vannacht gevroren en dat kunnen we wel merken. We parkeren de auto een aantal meters van het ooievaarsnest. De bewoners zijn inmiddels aangekomen en kijken vanuit hun positie toch wel een beetje op ons neer. Na de koffie gaan we op pad en komen onderweg de voorboden van de lente tegen. Wilgenkatjes die door de vorst getooid zijn met een laagje rijp. Zo is de hele natuur overigens en de zon laat zo af en toe merken dat ze er ook bij is. Al gauw zijn we in Nederland waar we ook weer een ooievaarspaar treffen.


Overal komen we riet tegen of staand of liggend en geoogst. Het blijft mooi helder weer en we stappen lekker door. Bij Baarlo ligt een kleine begraafplaats. Ineens valt de mist als een dikke deken op ons neer. Vanaf hier volgen we dan de Kuinderdijk, de weg die Jac. P. Thijsse fietste. De wielen (dijkdoorbraken) waarover hij schrijft liggen achter ons aan de dijk.  Ook Blokzijl, het vestingstadje met huizen uit de 17e en 18e eeuw is nog steeds in mist en stilte gehuld. Enkel het geluid van de vogels en de monotone slag van de kerkklok.


Als we Blokzijl achter ons gelaten hebben is het ook weer de mist opgetrokken. Langs het Vollenhovekanaal lopen we over de polderdijk. Over de kruin heen zien we de boerderijen en de, voor de Noordoostpolder zo kenmerkende, blokken met arbeiderswoningen. We stoppen voor een korte koffiepauze.


Vanaf hier is het niet meer zo ver naar het oude vissersplaatsje Vollenhove. Binnenkomen met rechts de buitenhaven, de nieuwe haven zoals Thijsse schrijft. Na de bouw van de Noordoostpolder is deze enigzins aangepast. Verder het renaissance raadhuis en de St. Nicolaaskerk. De los staande toren was vroeger een baken voor de schepen. Op het eilandje in de binnenhaven heeft de bischoppelijke burcht gestaan. Het Oldehuis werd gebouwd door de Utrechtse bisschop Godfried van Reenen (1156 - 1178). Het gaf bescherming tegen de invallen van de Stellingwerver Friezen. Tussen 1800 en 1855 vond de aftakeling plaats en werd het eiland omgebouwd voor de visverwerking. Hier stond dan ook de garnalenkokerij. Over het smalle ophaalbruggetje snuiven we een overheerlijke geur op . . . .  Er staat een rookkast en er wordt paling gerookt. Helaas zijn we een uur te vroeg. Deze paling wordt geimporteert uit het buitenland krijgen we te horen. En de paling uit het IJsselmeer dan? is onze vraag, " . . . die is niet te eten!". We kijken verbaast op en vragen naar de reden. " . . . die is veel te droog". Ja maar hoe kan dat dan? Dat komt, zo verteld de visroker, omdat het water te schoon is. Het dier heeft niets te eten . . . .  We snappen het en eerlijk gezegd hadden we het antwoord kunnen weten.


We lopen verder om Vollenhove heen. De Voorst is de westelijke punt van de keileembult die op het hoogste punt 9,5 meter hoog is. Een klifkust die met palen tegen afslag werd beschermt. Niet met succes overigens want een eindje van de kant steken de overblijfselen nog boven het water uit. We lopen met een grote boog om Vollenhove heen, steken daarna de Oppen Swolle over en lopen langs Landgoed De Oldenhof door naar Sint Jansklooster. In het dorp rechts af. Rechts van ons de watertoren we zijn hem zo ongeveer voorbij en zien dan ineens dat hij open gaat. We draaien om en besluiten om bovenin te kijken. De oude smalle trap is vervangen door een nieuw en breed exemplaar. Moeiteloos komen we bovenin en hebben uitzicht over de omgeving. Het reservoir is buitenwerking en gedeeltelijk afgebroken. Als we de beheerder vertellen dat we uit Dalfsen komen verteld hij enthousiast over de watertoren van Dalfsen die in 1965 is opgeblazen. Weer beneden en buiten lopen we het laatste stuk door de Poepershoek en de Barsbeek en komen bij De Krieger aan waar de auto staat.