zaterdag 11 juni 2016

Onze voorgangers (6)

Vanuit Vollenhove fietsen Thijsse en de mater langs de grindweg naar Genemuiden. Als Thijsse het Zwarte Water in beeld krijgt denkt hij weer terug aan jeugd toen hij een jochie van vier was. Een brede rivier die zo vrolijk versierd is met rood, wit en blauwe bakens op lange staken. De pont zet hem even later over naar het helder witte veerhuis. In het stadje heerste toen een bijzonder drukte. Overal lag er biezen, tot zelfs zolderramen waar het biezen naar buiten puilde. Zoals hij schreef: de stad lag letterlijk onder het biezen. Eenmaal de bedrijvigheid achter zich gelaten fietsten ze, tegen de wind in, over oude zeedijk. Met zoals ook alle andere dijken aan de voet de regelmaat van wielen en kolken. Spoedig kreeg het tweetal het beroemde  Kamper eiland aan hun rechterhand, langs een deel van de IJsselmond die Goot heet. Via Grafhorst komen ze in IJsselmuiden die, met zijn indrukwekkende brede Eikenlanen, aardige villa's, warmoezerijen (tuinderijen) en speeltuinen, aankondigt dat ze een stad van belang naderen. Van de stad wordt een massa malle dingen verteld, Jac. P. Thijsse wil daar beslist niet aan mee doen schrijft hij, daar is de stad veel te aardig voor.

Het veer bij Genemuiden
 
 Genemuiden

 Kamper Eiland